Antikraak

Antikraakbureaus – wat houden ze in?
Hoewel je misschien niet precies weet wat het doel van deze bureaus is, ben je er als jongere in Amsterdam zeker wel eens mee in aanraking gekomen: Alvast, Camelot Europe (nu Mosaic World), Zwerfkei Tijdelijk Beheer, Ad Hoc – doen deze namen geen belletje rinkelen? Berucht om hun gebrek aan transparantie en om hun tarieven die willekeurig lijken, met vage specificaties die in de honderden euro’s kunnen lopen, zijn deze bedrijven enkele van de grote namen in de antikraak-sector.
Artikel
Golnar Zeighami
Madeleine Race
Menno Grootveld
Ongeveer 22 minuten

De wereld van precaire huisvesting:
Antikraak, de instanties erachter, en het grotere plaatje

Antikraak betekent dat een gebouw dat technisch gezien nog niet bewoonbaar is en dat voorlopig ook niet zal zijn, veel goedkoper wordt aangeboden dan bij een gewoon huurcontract. Huurders genieten vrijwel geen huurbescherming en mogen de ruimte niet personaliseren. Dit artikel probeert een uitgebreid overzicht te geven van de wettelijke grondslag van antikraak en tijdelijke contracten, en op basis daarvan aan te tonen hoe dit fenomeen bijdraagt aan woningspeculatie en het gebrek aan huurdersrechten. Vervolgens biedt het een aantal aanzetten voor oplossingen. Binnen het gegeven kader bevat het artikel interviews met de Bond Precaire Woonvormen en met Jaap Draaisma. Voordat we een diepere duik nemen in de antikraaksector, eerst maar eens de uitgangspunten.

Technisch gezien wordt antikraak verondersteld een levensvatbare oplossing te zijn voor het gebruik van leegstaande gebouwen die in de nabije toekomst niet in gebruik zullen worden genomen, bijvoorbeeld omdat ze grondig gerenoveerd moeten worden of gesloopt zullen worden om plaats te maken voor iets nieuws.
Leegstaande gebouwen zijn niet alleen een verspilling van ruimte tijdens een huizencrisis. Ze bieden natuurlijk ook geen onderdak aan mensen die zorgen voor het onderhoud van het gebouw, zoals kleine reparaties, en voor het gebruikelijke dagelijkse onderhoud van een appartement, zoals ervoor zorgen dat het er mooi uitziet voor potentiële nieuwe kopers. Bovendien zijn langdurig leegstaande gebouwen een risico voor eigenaren, omdat de dreiging dat hun huis zal worden gekraakt alomtegenwoordig is in de ergste huizencrisis die de stad in vierhonderd jaar heeft meegemaakt. Kortom, een gebouw langdurig leeg laten staan kan bijdragen aan waardeverlies. De perfecte oplossing voor verhuurders die hun gebouw om wat voor reden dan ook niet gebruiken, is dan ook om een van de bovengenoemde antikraak-bureaus in te huren. Met een antikraak-contract mogen eigenaren de huidige bewoners binnen een periode van veertien tot achtentwintig dagen het pand uitzetten. Gebruikers (bekend als bruikleners) mogen meestal niets veranderen aan het interieur, zoals het schilderen van de muren, ze mogen vaak geen gasten ontvangen of feestjes geven, en het onderhoud van het huis wordt de huisbaas bijna volledig uit handen genomen. In ruil daarvoor hoeven gebruikers geen huur te betalen, alleen servicekosten (formeel een bruikleenvergoeding).

 
 
 

Wie profiteert er van antikraak?
Als het klinkt alsof de huurder geen eigendomsrechten kan laten gelden op de woning die hij of zij huurt: dat klopt, dat is ook de bedoeling. Meestal moeten huurders het huis onderhouden zodat het altijd klaar is voor potentiële kopers. Daarnaast bevatten antikraak-contracten vaak een clausule die verhuurders het recht geeft om de woning te inspecteren zonder voorafgaande kennisgeving. Kortom, alles wat een huurder het gevoel kan geven dat hij of zij in een huis woont, is ‘niet inbegrepen’ – privacy, decoratie en mensen uitnodigen.

Wonen op unieke plekken voor relatief weinig geld is voor sommigen een onweerstaanbaar aanbod.

Helaas wordt antikraak blijkbaar nog steeds gezien als een aantrekkelijke optie, die zelfs in populariteit toeneemt, vooral onder jonge mensen die zich de huidige huurprijzen in Amsterdam simpelweg niet kunnen veroorloven. Om precies te zijn voorspelde Het Parool in 2022 dat Amsterdam in 2030 een tekort zou hebben van tien- tot vijftienduizend woningen voor kwetsbare groepen. Omdat antikraakbureaus vaak gebruik maken van gebouwen die op termijn gesloopt of volledig gerenoveerd zullen worden, kunnen deze uiteenlopen van kantoren tot zeepfabrieken. Wonen op unieke plekken voor relatief weinig geld is voor sommigen een onweerstaanbaar aanbod. Uiteindelijk maakt antikraak in het slechtste geval misbruik van de wanhoop van mensen die zich geen huur kunnen veroorloven, en biedt het in het beste geval een leuke, avontuurlijke tijd. Voor gebruikers is het een kleiner kwaad dan ‘opties’ zoals dakloosheid of een leven lang alleen maar werken om de huur te betalen.

Nu zullen we bekijken we hoe antikraak op een structureel niveau bijdraagt aan de huisvestingscrisis.

Geen huurbescherming en woningspeculatie: de usual suspects van de Amsterdamse woningcrisis
Speculatie is een vastgoedtactiek met een hoog risico, maar ook met een potentieel hoog rendement, waarbij gebouwen waarvan wordt verwacht dat ze in de loop der jaren in waarde zullen stijgen, systematisch worden opgekocht door beleggers en vervolgens doelbewust niet worden gebruikt voor woondoeleinden, omdat het kopen en doorverkopen ervan nadat de marktwaarde is gestegen het eigenlijke doel is. Onder het mom van antikraak kan de leegstand van dergelijke gebouwen onbeperkt worden verlengd. Verhuurders kunnen rustig achterover leunen en hun gebouwen in waarde laten stijgen, wat zeker zal gebeuren door de speculatie zelf en het creëren van zeepbellen op de huizenmarkt. Als de scepsis al gerechtvaardigd is over verhuurders die een onredelijk hoge inkomstenbron hebben door systematisch onroerend goed te kopen of erin te ‘investeren,’ dan wordt die scepsis tot het uiterste opgerekt door het antikraak-concept: het geld stroomt binnen, met een minimale verantwoordelijkheid voor de verhuurder.

 

Bond Precaire Woonvormen: een voorbeeld van collectieve zelforganisatie en enkele juridische definities
Dit alles gebeurt binnen de grenzen van de Nederlandse wet, hetgeen de vraag oproept hoe dit legaal kan zijn. Om een beter antwoord op deze vraag te krijgen, sprak ik met Julian en Ben* van de Bond Precaire Woonvormen (BPW), een vereniging die huurders met tijdelijke contracten helpt door middel van activisme en juridisch advies. Julian kwam in 2016 naar Nederland en studeerde stadsgeografie; hij leerde hier over de neoliberale stedelijke politiek die stadslandschappen hervormt. Zelf leefde hij twee jaar lang van tijdelijk contract naar tijdelijk contract, waarbij hij om de paar maanden verhuisde, voordat hij hulp zocht bij de BPW. Ben is bedrijfseconoom, gespecialiseerd in financiën; hij ziet het huisvestingsprobleem vanuit een breder perspectief. Bens reis naar de BPW was zeer persoonlijk en werd in eerste instantie niet beïnvloed door typisch linkse ideeën, totdat hij onverwacht dakloos werd, ondanks een goede start van zijn carrière. Ben legt uit dat hij autistisch is en dat de door hem ervaren dakloosheid ernstige gevolgen had voor zijn leven, omdat het gebrek aan stabiliteit en structuur, en een gebrek aan middelen van zijn familie, hem in een penibele situatie deden belanden. Nadat Julian en Ben zelf hulp hadden gezocht bij de BPW, kozen ze ervoor om betrokken te raken bij de vereniging en startten ze een lokale BPW-groep in Amsterdam. Ze kregen een ruimte in het centrum van de stad waar ze wekelijkse bijeenkomsten organiseren, spreekuren houden voor huurders en reageren op verzoeken van de media. Hun meest recente succesverhaal is de Klokkenhof, een groot gebouw dat al jaren wordt gerenoveerd.

Om de zaak Klokkenhof volledig te doorgronden, is het nuttig om te begrijpen wat voor rechten je krijgt door diverse huurcontracten. Hier is een kort overzicht voor het volledige beeld van tijdelijk wonen, buiten het antikraak-concept:

1. Een vast contract geeft huurders in Nederland relatief sterke rechten. Verhuurders kunnen contracten alleen via de rechter beëindigen, en moeten daarvoor geldige en sterke redenen opgeven. Bovendien moeten ze alternatieve huisvestingsmogelijkheden bieden. Daarom zullen verhuurders meestal hun best doen om huurders geen vaste verblijfplaats te geven.
2. Tijdelijke contracten hebben drastische veranderingen ondergaan sinds de invoering van de Wet Doorstroming Huurmarkt (Staatsblad 2016, 158):
a. Kamers hebben maximale huurcontracten van vijf jaar, terwijl de huurcontracten voor flats en studio’s maximaal twee jaar belopen. Als de contracten na deze periode worden verlengd, worden ze automatisch vaste contracten. Bij dergelijke contracten geldt een opzegtermijn van een tot drie maanden.
b. Er zijn vier relevante subtypes van tijdelijke contracten:

i. Leegstandswet: voor gebouwen die gerenoveerd, verkocht of gesloopt gaan worden. Hier is geen sprake van een vaste huurperiode, hoewel het contract minstens zes maanden duurt en eindigt als de vergunning om het gebouw op grond van de Leegstandswet te verhuren verloopt. Er geldt een opzegtermijn van één maand.
ii. Tussenhuur: dit soort contract is van toepassing op huiseigenaren die op een vaste datum terugkeren en het pand gaan gebruiken voor eigen bewoning. Er is een vaste huurperiode.
iii. Antikraak: in juridische termen zijn dit soort contracten geen huurcontracten maar bruikleenovereenkomsten, wat betekent dat je het gebouw gebruikt en niet huurt. Huurders hebben vrijwel geen rechten en het contract kan zonder reden binnen veertien dagen worden opgezegd. Huurders moeten alleen betalen voor service- en nutsvoorzieningen.
iv. Doelgroepencontracten: deze contracten zijn technisch gezien voor onbepaalde tijd, maar bevatten meestal een extra clausule die een demografie specificeert, zoals studenten of een leeftijdsgroep. Zodra huurders niet meer onder deze demografische categorie vallen, eindigt hun contract. Een voorbeeld hiervan is studentenhuisvesting.

 
 
 

Terug naar de Klokkenhof: de BPW is vooral gespecialiseerd in tactiek en activisme om zaken als deze op de politieke agenda te krijgen. Door publieke druk hopen ze genoeg macht te krijgen om met verhuurders te onderhandelen. In dit geval verplaatsten de vorige eigenaar en Vesteda (een verhuurkantoor) de huurders acht jaar lang intern, waarbij ze alleen hun adres veranderden, om te voorkomen dat de huurders een vast contract zouden krijgen. De huurders werden in een permanent onzekere woonsituatie gehouden en rechten werden hen ontzegd. De BPW vertegenwoordigde de belangen van de huurders bij de verhuurder door publieke druk uit te oefenen: de handtekeningen van de andere huurders in het gebouw werden verzameld door huis-aan-huis te gaan, en er werd een informatieavond voor de huurders georganiseerd. Uiteindelijk werden de handtekeningen aangeboden aan Vesteda, dat vanwege haar publieke imago bereid was om met de huurders te onderhandelen. Het resultaat is dat de huurders nu verzekerd zijn van een verblijf in het gebouw tot aan de renovatie en na de renovatie een vast contract krijgen. Bovendien krijgen ze voorrang voor alternatieve huisvesting tijdens de renovatie. Julian en Ben zeggen dat ook deze zaak begon met een enkele huurder die hulp zocht en uitgroeide tot een collectieve inspanning, wat illustreert hoeveel collectieve actie kan bereiken.

‘Als je op individueel niveau actie onderneemt,’ legt Ben uit, ‘krijg je al snel de boodschap dat jíj het probleem bent, niet de juiste beslissingen hebt genomen en verantwoordelijk bent voor je eigen situatie. Maar dat is niet het geval, want het probleem wordt gecreëerd door een machtsonevenwicht. Dit is de reden waarom de machthebbers aandringen op individualisme, terwijl wij reageren met collectieve macht.’

Hoewel het belangrijk is om positieve gevallen als deze in gedachten te houden, zijn de nadelige effecten van dergelijke wetgeving overvloedig. Naast de tactiek van interne verhuizing zullen verhuurders vaak de eerste periode van een tijdelijk contract gebruiken om huurders te testen. Huurders zullen om deze reden vaak erg terughoudend zijn met klachten tegen hun verhuurder over zaken als onderhoud, en zullen vooral geen gebruik maken van instanties als de huurcommissie, waar je kunt klagen over hoge huren, omdat verhuurders als reactie hierop de contracten simpelweg niet zullen verlengen.
De meest extreme versie van een tijdelijk contract is antikraak. Dit concept springt door een hoop juridische hoepels om te kunnen bestaan. In plaats van een huurcontract krijgen gebruikers een bruikleenovereenkomst, wat betekent dat ze de plek mogen lenen zonder dat daar een tegenprestatie tegenover staat, en deze moeten teruggeven aan de eigenaar. In juridische termen betekent ‘tegenprestatie’ meestal een monetaire transactie. In eenvoudig Nederlands betekent dit dus: persoon A leent de woning van persoon B (‘leent’ omdat er geen huur hoeft te worden betaald), moet die teruggeven op de voorwaarden van de eigenaar en kan zelf geen eigendomsrechten doen gelden. Daarom gebruik je geen termen als ‘huurder’ of ‘huur,’ omdat je technisch gezien niet in het gebouw woont, ook al is dat in werkelijkheid wél zo en zijn alle betrokkenen zich daarvan bewust. Daarom houdt antikraak meestal alleen servicekosten in, zoals de waterrekening.

Antikraak-contracten zijn berucht om het feit dat ze vergoedingen inhouden voor willekeurige, vaag gespecificeerde redenen.

Dacht je dat het niet erger kon? Helaas wel. Het lijkt zelden zo te zijn dat je alleen betaalt voor wat je zelf gebruikt, want antikraak-contracten zijn berucht om het feit dat ze vergoedingen inhouden voor willekeurige, vaag gespecificeerde redenen. Bovendien krijg je, als je ervoor kiest om naar de rechter te stappen om bezwaar te maken tegen je uitzetting, meestal een Kort Geding, een snelle procedure. De dagvaarding wordt gestuurd door de verhuurder en de advocaat schrijft een verweerschrift, in plaats van dat er sprake is van een Bodemprocedure, een normale juridische procedure. Dit betekent dat je binnen enkele dagen een dagvaarding ontvangt van de advocaat, die in de meeste gevallen je uitzetting inhoudt, hetgeen dan ook een paar dagen later plaatsvindt. Deze uitzettingen worden gedaan door particuliere bedrijven, waarbij gemeenten je spullen ergens anders kunnen onderbrengen, met soms als gevolg dat je je eigendom kwijtraakt. Het kan een meedogenloze, traumatische ervaring zijn, zoals de ADM-ontruiming illustreert.

ADM is een van de oudste bestaande kraakgemeenschappen van Amsterdam en heeft bijgedragen aan het Amsterdamse culturele landschap door een overvloed aan gemeenschaps-, duurzaamheids- en kunstwerken. Het vorige terrein – dat begin 2019 werd ontruimd – huisvestte 125 bewoners, van wie sommigen op dat terrein zijn geboren.

Schokkend genoeg moet je ook de advocaat- en proceskosten zelf betalen, wat al snel kan oplopen tot een paar honderd euro, afhankelijk van je inkomen. Als je het laagst geclassificeerde inkomen hebt, kun je een zogenoemde ‘toevoeging’ krijgen, maar deze gratis advocaten worden schaars vanwege hun lage salarissen. Als je een iets hoger inkomen hebt, moet je het zelf betalen. Al deze factoren verminderen drastisch de mogelijkheden van mensen om naar de rechtbank te gaan en een eerlijke kans op een proces te hebben. De wet biedt weinig tot geen steun aan huurders, waarborgt de rechten van huurders niet, en biedt in plaats daarvan een ondersteunend en suggestief kader aan de machtigen en rijken.

Wat dit een bijzonder dubieus idee maakt om door de gemeente te worden gesteund, is het feit dat het door pleitbezorgers zoals antikraak-bedrijven is bedacht onder het mom van het daadwerkelijk helpen de woningcrisis en de leegstand te bestrijden, terwijl het deze problemen op de langere termijn juist laat escaleren. De enige functie is het beschermen van leegstand. We moeten de ernst, de onderliggende betekenis en de gevolgen begrijpen van het feit dat zoiets als antikraak wordt gesteund door de wetgevende macht. Wat dit de burgers duidelijk maakt, is dat hun gemeenten het verdere gewin van verhuurders prioriteit geven boven de rechten van huurders, en dat uitbuiting met de grootst mogelijke eenvoud plaatsvindt in de meest precaire omstandigheden: de dreiging van dakloosheid.

Om lid te worden van de Bond Precaire Woonvormen betaal je een lidmaatschapsbijdrage van dertig tot zestig euro per jaar, afhankelijk van je inkomen. Dit geld gaat in een collectief fonds waarmee media-acties, protesten en juridisch personeel worden betaald. Via de BPW sluit je je aan bij een netwerk van andere mensen die elkaar proberen te steunen, niet alleen via activisme, maar ook via de gemeenschap.

 
 
 
 

Geschiedenis
Om te begrijpen hoe antikraak is ontstaan, moet je eerst in de geschiedenis duiken van wat het oorspronkelijk probeerde te voorkomen: kraken. Kraken is al sinds de jaren zestig een integraal onderdeel van het culturele en historische erfgoed van Amsterdam. Vóór 2010 hadden krakers het recht om leegstaande panden te bezetten, zolang ze hun legitieme gebruik van de woonruimte konden aantonen. In feite stond Amsterdam in de jaren tachtig bekend als een krakersutopie onder alle anarchisten en punkers in heel Europa. Een wet uit 1914 betekende dat het enige dat nodig was om het woongenot aan te tonen een tafel, stoel en bed waren. Hoewel kraken een veel meer genormaliseerde actie was dan in andere landen en werd bedreven door de gemiddelde student, kreeg het een meer politieke ondertoon in de jaren tachtig tijdens de eerste grote huizencrisis die werd aangewakkerd door woningspeculatie en niet door woningnood. In 1987 werd het officieel illegaal om gebouwen te kraken die minder dan een jaar leegstonden, en begonnen krakers een extra urgentie te voelen om huisvrede te vestigen, wat een legitiem gebruik van het gebouw en goede buurtrelaties zou inhouden.

Dit betekende dat samenwerking met de politie niet buiten de norm viel, en creëerde een interessant en zeker uniek juridisch en politiek landschap, dat krakers in staat stelde om te dienen als een belangrijke check and balance voor onrechtmatig gebruik van woonruimtes zoals woningspeculatie. Als verhuurders niet konden bewijzen dat ze legitieme plannen hadden om hun eigendom binnen twee jaar te gaan gebruiken, liepen ze het risico dat de krakers de rechtszaak wonnen: kraken diende in wezen als een belangrijk instrument voor het publiek om beleggers en de overheid aan hun verantwoordelijkheid te houden. Afgezien van het openlijke politieke gebruik van kraken, vormde de cultuur die het met zich meebracht de stad op essentiële manieren. Cultureel gezien leveren plekken als ADM, OCCII, Vrankrijk en OT301 een belangrijke bijdrage aan de muziek- en kunstscene, en sociale kraakpanden verwelkomen van oudsher iedereen in nood, of dat nu is via VoKus (= volkskeukens voor gemeenschapsmaaltijden), politieke mobilisatie, andere op donaties gebaseerde evenementen, of – het belangrijkste dat verloren gaat door gentrificatie – de gemeenschap. Sinds de invoering van de Wet Kraken en Leegstand werd kraken in wezen verboden en werden driehonderddertig kraakpanden ontruimd. Veel belangrijke culturele locaties en woningen werden vernield en gesloopt, en de woonsituatie verslechterde. De ontruiming van de oude ADM in 2019 betekende de val van een van de laatste vrije ruimtes in Amsterdam. Antikraak, zoals de naam al suggereert, was een nieuw instrument voor de nieuwe trend in de Nederlandse conservatieve, rechtse politiek om krakers te verhinderen actie te ondernemen.

De beruchte intermediair: antikraakbureaus
Het grote mysterie is: wie zit er achter deze antikraakbureaus? Enkele voorbeelden van antikraakmakelaars zijn bedrijven als Alvast en Zwerfkei. Om de algemene toon en cultuur te illustreren die ‘aan de andere kant’ heerst, hoef je niet ver te zoeken. Onder het kopje Antikraak op de website van Alvast vind je de volgende inleidende verklaring waarin, geloof het of niet, openlijk geadverteerd wordt met géén huurbescherming en aan oplichting grenzende voorwaarden:

‘De leningsovereenkomsten van Alvast garanderen dat er nadrukkelijk geen huurbescherming is. Alvast is gecertificeerd door het Keurmerk Leegstandsbeheer (KLB), een keurmerk dat ervoor zorgt dat aangesloten leegstandsbeheerders moeten voldoen aan strenge regelgeving en gedragsvoorwaarden die gelden voor antikraak. Alvast zorgt ervoor dat per project/object de meest geschikte kandidaten worden geselecteerd, waarbij het pand grondig en frequent wordt gecontroleerd op juist gebruik en onregelmatigheden. De flexibele opzegtermijn van 28 dagen garandeert dat u snel weer over het pand kunt beschikken, zodra dit gewenst is. Het pand wordt leeg, op tijd en schoon opgeleverd.’ (Alvast)

Alvast, de UvA en de Bijlmergevangenis: antikraak-deals en het grotere probleem
Als voorbeeld illustreer ik de manier waarop de Universiteit van Amsterdam (UvA) omgaat met de huidige huisvestingscrisis en hun eerdere samenwerking met antikraakbureau Alvast. Het is een soort ‘traditie’ geworden dat de UvA reminders en disclaimers verstuurt over de huidige woningmarkt voor studenten. Maar in 2022 adviseerde de UvA internationale studenten voor het eerst officieel dat als ze op 15 augustus (twee weken voor het begin van het semester) nog geen woonruimte hadden gevonden, ze moesten overwegen hun inschrijving bij de universiteit in te trekken. Dit staat in schril contrast met hoe de UvA in het verleden omging met het probleem van dakloze studenten. Op hun webpagina richten ze zich tot de internationale studentensector:

Op deze krappe woningmarkt heeft UvA International Student Housing een beperkt aantal kamers (ca. drieduizend eenheden) gereserveerd, die elk semester ruwweg de helft van de nieuw binnenkomende internationale studenten kunnen huisvesten. Dit betekent dat de andere helft zelf een plek moet vinden. Onderschat dit niet, het duurt vaak weken of zelfs maanden om geschikte accommodatie te vinden. Het is geen slim idee om pas te beginnen met zoeken als je in Amsterdam aankomt voor je studie. Daarom raden we iedereen aan om op tijd te beginnen en zelfstandig op zoek te gaan naar woonruimte, ook als je je eveneens hebt aangemeld bij de huisvestingsdienst van de UvA.

Toen ik in 2018 psychologie ging studeren aan de UvA, werden er het eerste jaar zo’n zeshonderd studenten toegelaten tot de bachelor. Ik herinner me specifiek dat de wanhopige zoektocht naar huisvesting een aantal van mijn medestudenten zwaar beïnvloedde. Vooral de studenten die van buiten de EU kwamen, hadden het moeilijk met de intense financiële stress van huur, ontoereikende en tijdelijke huisvesting, cultuurschokken en druk vanuit hun familie. Vaak hadden de ouders van deze studenten het grootste deel van hun spaargeld gebruikt om een goede opleiding voor hun kind te kunnen betalen: het collegegeld voor studenten van buiten de EU ligt rond de elfduizend euro per academisch jaar, wat betekent dat aan een bachelor die in de reguliere studietijd wordt afgerond een stevig prijskaartje van drieëndertigduizend euro hangt. Een paar keer sprak ik met studenten die het zich niet konden veroorloven om in de kerstvakantie naar huis te vliegen. Hierdoor hadden deze studenten veel meer druk op hun schouders dan zou moeten, en vaak lukte het ze niet om hun eerste jaar te halen, zoals verplicht is – wat betekende dat ze zonder diploma naar hun thuisland terugkeerden en elfduizend euro hadden verspeeld, alle kosten voor levensonderhoud van dat jaar niet meegerekend. Dit resulteerde in een halvering van de hoeveelheid studenten tegen de tijd dat we aan het tweede jaar begonnen. Of het discutabel is om dergelijke bedragen van studenten te eisen, strenge toelatingsvoorwaarden te stellen en er niet voor te zorgen dat het aantal toegelaten studenten opgevangen kan worden, is aan de lezer om te beslissen.
Een andere nogal dubieuze oplossing waar de Universiteit van Amsterdam in 2018 mee kwam om meer huisvestingsmogelijkheden voor studenten te creëren, bestond uit een samenwerking met Alvast. Zij boden ons de mogelijkheid om in de oude Bijlmergevangenis – de ‘Bijlmerbajes’ – te gaan wonen. Het was niet het typische antikraak-arrangement van Alvast, maar viel wel onder de Leegstandwet omdat de huurperiode vaststond – precies zes maanden – en enkele huismeesters geacht werden algemene reparaties te verrichten. De kamers, in ware gevangenisesthetiek, waren voormalige cellen: acht vierkante meter groot, met een toilet dat vaak niet eens gescheiden was door een deur. De ramen waren versierd met een paar tralies. Voor deze acht vierkante meter betaalden we 450 euro per maand. Zoals gezegd is het enige voordeel voor huurders van deze kortlopende contracten de goedkopere huur. Op dat moment was dit veruit de beste optie voor mij en honderden andere studenten, omdat we mede-studenten konden ontmoeten en ongeveer honderd tot tweehonderd euro per maand minder betaalden dan normaal voor een kamer in die buurt. Ik had ook geen idee waar bedrijven als Alvast voor stonden en wat mijn rechten waren, net zo min als elke andere student die daar woonde.
Om te illustreren hoe slecht er voor de plek gezorgd werd: het grootste deel van de winter die ik daar doorbracht werkte mijn verwarming niet, en was er ook niemand die me ermee wilde helpen. Uiteindelijk kreeg ik in de laatste maand van mijn verblijf een draagbare verwarming te leen, die ik snel teruggaf omdat op de verpakking stond dat het gebruik van het apparaat in kamers kleiner dan twintig vierkante meter brandgevaar zou opleveren. Ik heb er onlangs voor gekozen om contact op te nemen met de universiteit en hen om specificaties te vragen over wat de huur die we toen betaalden inhield, en hoe de deal tussen de universiteit en Alvast tot stand was gekomen. De universiteit antwoordde met:

In 2018 werkte de UvA samen met AM Real Estate Development en beheerbedrijf Alvast om studentenhuisvesting in de Bijlmerbajes te realiseren. Studenten tekenden een huurcontract met Alvast. Het huurcontract was gebaseerd op tijdelijke verhuur van woonruimtes, niet op antikraak. Dit betekende dat studenten die een tijdelijk contract met Alvast hadden, de zekerheid hadden dat ze gedurende de volledige looptijd van hun huurcontract in hun kamer konden blijven wonen. In de huurprijs zaten servicekosten, nutsvoorzieningen, onderhoud, gemeentelijke belastingen, bewonersassistenten en inrichting.

Hoewel het klopt dat hun samenwerking met Alvast een huurcontract omvatte, werden de hoge huurprijs en de problematische samenwerking met instanties zoals Alvast niet erkend.
Uiteindelijk moesten we allemaal weg en werden de gebouwen gesloopt, omdat de grond door de staat werd verkocht voor 84 miljoen euro om plaats te maken voor nieuwe woonappartementen. Het was een triest moment om ons eerste huis in Amsterdam, hoe armoedig ook, te zien afbreken. Eveneens gesloopt werd Lola Lik, een meer sociale versie van antikraak, een broedplaats die leegstaande gebouwen gebruikte voor sociale en culturele projecten. In dit geval ging het onder meer om een Syrisch restaurant met de naam A Beautiful Mess, dat door vluchtelingen werd gerund, en dat geweldige dingen deed op het gebied van werkgelegenheid en gemeenschapsvorming voor de buurt.
Er zullen op zijn minst 1340 nieuwe woningen worden gebouwd, waarvan vierhonderd sociale huurwoningen.
Het is zeer dubieus dat universiteiten samenwerken met bedrijven als Alvast en extreem hoge huurprijzen vragen voor dat wat wordt aangeboden. Nog dubieuzer is de huidige context waarin huurders zoals studenten geen alternatieven hebben voor deze aanbiedingen. Waarom dit zo problematisch is zal verder worden uitgewerkt in het gesprek dat ik had met Jaap Draaisma.

De gemeente, Urban Resort en sociale oplossingen
Jaap Draaisma is als woningmarktonderzoeker verbonden aan de HvA (Hogeschool van Amsterdam) en heeft een onderzoekswebsite over de ontwikkeling van Amsterdam opgezet: www.amsterdamsorteermachine.nl. Daar wordt gesteld dat Amsterdam, als vestigingsplaats voor nieuwe inwoners, een plek is geworden waar mensen een paar jaar blijven en dan weer worden uitgesorteerd – behalve de mensen die het soort rijkdom vergaard hebben dat hen in staat stelt om te blijven. Op dit moment richt het onderzoek zich op de demografie van leraren: lage lonen en hoge huren dwingen leraren de stad uit te gaan, waardoor in de armste buurten een lerarentekort ontstaat van wel vijfentwintig tot veertig procent, en een opeenstapeling van ongelijkheid. Met dit onderzoek hoopt Draaisma de gemeente te laten zien dat als leraren naar de rand van de stad of naburige steden verhuizen, zij ook hun baan in Amsterdam opgeven; hij pleit voor sociale huisvesting.
Vóór zijn werk als onderzoeker was Draaisma medeoprichter van Urban Resort, een van de meest succesvolle broedplaatsenbedrijven, opgericht door ex-krakers. Uiteindelijk koos Draaisma ervoor om het bedrijf na twaalf jaar te verlaten, toen duidelijk werd dat Urban Resort eerder ‘een woningbouwcorporatie dan een zelfgeorganiseerd lichaam’ was geworden. Draaisma erkent ook dat hoe groter het bedrijf werd, hoe bureaucratischer het werk werd, en dat daardoor de afstand tussen de huurders en het personeel van Urban Resort te groot werd. Draaisma blijft achter met een gevoel van succes en misschien zelfs trots over het feit dat hij er in zijn tijd bij UR in geslaagd is om veel grote leegstaande gebouwen in Amsterdam een sociale bestemming te geven, vermengd met een kleine maar bittere nasmaak als gevolg van de ruimtelijke effecten van het initiatief en het gebrek aan huurdersparticipatie.
Een negatieve verandering in het culturele klimaat is niet alleen aanwezig in Draaisma’s carrière, maar ook in de stad die hij zijn thuis noemt. Hij woonde in de Spuistraat, nog niet zo lang geleden het ultieme voorbeeld van een bloeiende kraakgemeenschap, maar nu een volledig gecommercialiseerde ‘luxemerkenstraat’. Verlies van ziel en karakter lijkt de prijs te zijn die Amsterdam betaalt om zich te kunnen herprofileren als metropool. Van open-minded en ruig naar een toevluchtsoord voor miljonairs: ‘Dat is mijn stad niet,’ weet Draaisma maar al te goed. Hij wijt deze veranderingen deels aan een gebrek aan organisatie bij radicaal links. Het voordeel van niet altijd hetzelfde denken is dat er diversiteit ontstaat, wat weer leidt tot vrije ruimtes. Maar het gebrek aan gemeenschappelijke doelen lijkt er ook voor te zorgen dat de radicale neoliberalen de leiding hebben verkregen over de veranderingen in het stadslandschap.
Lola is het resultaat van een discussie over hoe antikraak te bestrijden. Lola betekent Leegstandoplossers Amsterdam, in tegenstelling tot leegstandverdedigers. Lola is gemaakt als leegstandsoplossing, tegen ‘leegstand.’ Voor hen was het een manier om leegstaande gebouwen maximaal te benutten, voor weinig geld, en om leegstandbeheerders (= antikraakbureaus) te bestrijden. Een einde aan de leegstand door van leegstaande gebouwen sociale projecten te maken. Het verschil tussen bedrijven als Lola en Alvast is een fundamenteel verschil in hun manier van werken: de ene is niet-commercieel (Lola), terwijl de andere aandeelhouders heeft en met een winstoogmerk werkt (Alvast). Daarnaast doet Lola haar best om zoveel mogelijk mensen te huisvesten, terwijl antikraak meestal één of twee mensen in een heel gebouw onderbrengt. Daarnaast resulteren de projecten van Lola dikwijls in buurtinitiatieven (zoals A Beautiful Mess). Maar sociale non-profits die leegstand proberen tegen te gaan, zoals Lola, worden uit Amsterdam verdreven om plaats te maken voor ontwikkeling. Dus verhuizen ze naar steden als Almere en Lelystad.

Ondanks deze beangstigende ontwikkeling heeft Jaap Draaisma ook hoop, door zijn projecten zoals Amsterdam Alternative, met diepe waardering voor de niet-hiërarchische infrastructuur. Hij beschrijft het netwerk als een van Amsterdams ‘laatste bolwerken.’
Draaisma wijst ook op de paradoxale wetgeving rondom antikraak. Bedrijven als Lola, maar ook kraakpanden, worden al snel ontruimd of krijgen fikse boetes voor het gebruiken van gebouwen voor huisvesting, ook al zijn ze daar technisch gezien niet voor bedoeld. Zodra een gebouw echter onder antikraak valt, worden rechten en veiligheid ‘uit het raam gegooid’ omdat er technisch gezien geen sprake van een huurcontract is. Dergelijke hypocriete wetgeving, die vooral gedreven wordt door winstbejag, kan uiterst gevaarlijke gevolgen hebben. Door verwaarlozing en onzorgvuldigheid achtte de rechtbank Camelot verantwoordelijk voor de dood van een antikraakhuurder die in 2013 in Brabant tragisch om het leven kwam als gevolg van de typische onveilige woonomstandigheden in dergelijke gebouwen. De huurder werd geëlektrocuteerd in de douche. Kortom, Draaisma ziet antikraak als ‘dirty business’ in de ware zin van het woord: onder het mom van een ‘sociale oplossing’ is antikraak het meest verraderlijke symptoom van een instortende woningmarkt.

Bedrijven die winst maken door de onzekere woonsituatie van huurders uit te buiten, moeten ter verantwoording worden geroepen, en aangespoord worden om sociaal en niet-commercieel te worden.

Ter afsluiting van het interview vraag ik Draaisma wat er volgens hem moet gebeuren om deze problemen op te lossen. Na een behoorlijk lange denkpauze stelt hij het volgende voor: beëindiging van de privatisering van vastgoed en de markt, en een serieuzer besluitvormingsproces voor de gemeenten. Hij eist dat er een einde komt aan het liberaliseringsconcept, dat degenen met geld toestaat om ‘te doen wat ze willen.’ Hij erkent dat gemeenteambtenaren na dertig jaar zware privatisering van de markt eerder private machthebbers lijken te dienen dan burgers. Hij gelooft in bewegingen zoals Lola die sociale oplossingen proberen te vinden voor leegstand en meent dat een fundamentele verandering in de politieke sfeer noodzakelijk is. Verder is het essentieel om niet met antikraak-bedrijven te werken op het niveau dat bijvoorbeeld de UvA dat heeft gedaan, als er andere alternatieven bestaan. Bedrijven die winst maken door de onzekere woonsituatie van huurders uit te buiten, moeten ter verantwoording worden geroepen, en aangespoord worden om sociaal en niet-commercieel te worden. Hij ziet ook een goede toekomst in linkse bewegingen die hun eigen vastgoed verwerven en er collectief bezit van maken, zoals initiatieven als Vrij Beton. Op nationaal niveau roept hij op tot versterking van het leegstandsregister (register van leegstaande gebouwen dat het mogelijk maakt om verhuurders te belasten en te beboeten), afwijzing van het idee van huisvesting als een vrije markt, en verbeteringen van de sociale woningbouw. Last but not least kan het kraken van anti-kraak een goede vorm van directe actie zijn om publieke aandacht te vragen voor deze kwestie.

Verschillende perspectieven om je conclusie te ondersteunen
Tijdens mijn onderzoek en de interviews die ik heb afgenomen, realiseerde ik me al snel dat er veel uiteenlopende visies zijn op de manier waarop de antikraakkwestie en in bredere zin tijdelijke contracten moeten worden aangepakt. Een vereniging als de BPW staat bijvoorbeeld kritisch tegenover concepten zoals Lola, omdat die nog steeds met tijdelijke contracten werken, terwijl anderen het juist zien als het zo goed mogelijk omgaan met de juridische beperkingen van de huidige wetgeving. Dit zou ook de reden kunnen zijn dat de UvA heeft gekozen voor een samenwerking met Alvast.
Uiteindelijk is het aan het individu om hier conclusies uit te trekken. Hopelijk heeft dit artikel een toegankelijke basis gelegd voor de lezer om dat te doen en actie te ondernemen, op welke manier dan ook. Hoewel er genoeg redenen zijn voor kritiek op het antikraakconcept, illustreert het ook het huidige systeem en de politieke atmosfeer waarin we leven. Een systeem dat erop gericht is om mensen die meer dan genoeg hebben te bevoordelen en degenen die al achtergesteld zijn te verdringen. Oneerlijke afspraken zonder rechten in ruil voor goedkopere woonlasten illustreren de ongelijke machtsdynamiek die hier speelt. We moeten ons afvragen van wie deze stad is, of beter gezegd, of ze wel van iemand zou moeten zijn. We moeten ons afvragen of we in een stad willen wonen die actief aandringt op het bestaan van instanties die deze onrechtvaardige uitbuitingsregelingen, die leegstand bevorderen, proberen veilig te stellen. Moet het rechtssysteem de mensen beschermen, of het winstbejag dat iedereen bedreigt behalve de weinigen die zich bezighouden met woningspeculatie?