Woonprotest

Artikel
Jeske Jongerius
Tahnee Jaftoran
Menno Grootveld
Ongeveer 9 minuten
Luister dit artikel

Wonen is een collectieve zaak

‘Fuck de woningmarkt, wonen is een recht.’ Met die leus verenigden zo’n 18.000 mensen zich op 12 september 2021 in het Westerpark in Amsterdam. Zij droegen protestborden met statements als: ‘Op een wachtlijst kun je niet wonen,’ ‘Huizen voor mensen, niet voor winst’ en ‘Een eigen huis, een plek onder de ton.’
In aanloop naar het Woonprotest was de wooncrisis een hot item in de media. Dit was relatief nieuw; pas toen de mondige middenklasse in de knel kwam door de wooncrisis, werd het behandeld als een prangend politiek en publiek onderwerp. Deze groeiende aandacht ging redelijk gelijk op met de recordstijging van huizenkoopprijzen vanaf 2019. Dit terwijl voor mensen met lagere inkomens, die veelal toegewezen zijn op sociale huur, de wooncrisis al jaren langer speelde.
Vanuit de samenleving ontstond er een beweging van woonactivisten die zowel de oudere als nieuwe slachtoffers van de wooncrisis wilde verbinden in acties. Daarmee oefende ze ook invloed uit op hoe het thema werd behandeld; niet alleen als een woningmarktcrisis, maar primair als een crisis in ons woonrecht, waarin de armste mensen het hardst worden getroffen.

Woonprotesten
Op 12 september 2021 wisten de activisten de groeiende onvrede over de wooncrisis en het gebrek aan perspectief te mobiliseren in het grootste Woonprotest sinds de jaren tachtig. In de jaren tachtig kaartte een actieve kraakbeweging met (kraak)acties de woningnood én de leegstand aan. Ook toen was dit een kritiek op speculatie met woningen door beleggers, terwijl veel mensen een woonplek zochten. Veel voormalige kraakpanden uit die tijd vormen vandaag de dag nog steeds betaalbare woon- of creatieve ruimtes in de stad.
Tijdens het Woonprotest in 2021 in Amsterdam kondigde de beweging, die zich heeft aangesloten bij de coalitie Woonopstand, een reeks demonstraties door het hele land aan. De eerstvolgende in Rotterdam trok tussen de 8.000 en 10.000 demonstranten, waarvan een deel te kampen kreeg met politiegeweld.

Zolang betaalbare woonruimte buiten bereik is, wil de Woonopstand acties blijven organiseren.

Na Rotterdam gingen ook in Arnhem, Tilburg, Nijmegen, Den Haag, Utrecht en Groningen mensen de straat op om hun woonrecht op te eisen. Zolang betaalbare woonruimte buiten bereik is, wil de Woonopstand acties blijven organiseren. In februari 2023 was er daarom opnieuw een woonprotest in Amsterdam, met als slogan ‘Alles is nog steeds kut,’ en dit keer extra aandacht voor woondiscriminatie en -ongelijkheid.
Melissa Koutouzis is een van de organisatoren van de woonprotesten. Het liefst had zij nog veel meer mensen en diversiteit gezien op de protesten, maar “we hebben gedaan wat we konden.” Ze benadrukt hoe belangrijk een sterke beweging is: “de niet-georganiseerden zullen het altijd verliezen van de georganiseerden.” 
De problemen die op de protesten worden aangekaart lijken divers: te hoge huren, te weinig sociale huurwoningen, ellenlange wachtlijsten, huisjesmelkers, gentrificatie, woondiscriminatie, extreme toename van dak- en thuisloosheid, niet kunnen starten, niet kunnen doorstromen, en niet kunnen wonen. Toch is de gemene deler tussen deze problemen snel gevonden: een woonpolitiek waarin is ingezet op het stimuleren van de woningmarkt en woningbezit, ten koste van een brede en sterke volkshuisvesting met betaalbare huurwoningen. De protesten vormden een kritiek op deze woonpolitiek. 

 
 
 
 
 
 
 

Politiek van woningbezit
Cody Hochstenbach, stadsgeograaf aan de Universiteit van Amsterdam en auteur van Uitgewoond: Waarom het hoog tijd is voor een nieuwe woonpolitiek, stelt dat de laatste dertig jaar de landelijke politiek het kopen van een woning tot hoogste doel heeft verheven. Daarbij is het eigen woningbezit gestimuleerd, gigantisch gesubsidieerd en verheerlijkt. Kort door de bocht werden kopers als betere burgers beschouwd, wat het legitimeerde om de koopmarkt en kopers te bevoorrechten en financieel te steunen.
Deze ideologische keuzes hadden als gevolg dat woningbezitters daadwerkelijk een bevoorrechte positie hebben gekregen ten opzichte van huurders. In Uitgewoond schrijft Hochstenbach dat in 2020 de doorsnee huiseigenaar negentig keer zo rijk was als een huurder. Mensen zien deze verschillen en willen ook die koopwoningmarkt op. Dit maakt hen, in de woorden van Hochstenbach, tot “strategisch calculerende mini-kapitalistjes.”
Daarbovenop werden – met name onder kabinet Rutte II – beleggers uit binnen- en buitenland de woningmarkt op getrokken om huizen op te kopen voor de verhuur of speculatie. Voormalig minister Stef Blok struinde hiervoor internationale beurzen af met het nieuws dat huurdersrechten werden afgezwakt en huren makkelijker konden worden verhoogd; dit was aantrekkelijk voor beleggers en een ramp voor huurders. Op deze manier werd de afgelopen decennia een woning gedegradeerd van een plek om te wonen naar een populair en rendabel beleggingsobject.

Afbreuk van de volkshuisvesting
De politieke stimulans van de woningmarkt ging ten koste van de volkshuisvesting, die steeds minder goed en toegankelijk werd. Sociale huur werd een ‘laatste redmiddel’ voor mensen in kwetsbare posities. Doordat de volkshuisvesting niet meer breed toegankelijk was, nam ook het draagvlak ervoor af. Wijken met veel sociale huurwoningen werden bestempeld als ‘probleemwijken’. De nodige investering kwamen pas op gang wanneer de oorspronkelijke bewoners plaats moesten gaan maken voor nieuwe, meer welvarende bewoners; een onderdeel van het proces van gentrificatie.
Het stigma op sociale huur legitimeerde de harde bezuinigingen en extra belastingen op de sector. Met de verhuurderheffing (2013-2023) was Nederland het enige land ter wereld waar juist sociale huur werd belast. Het gevolg van deze maatregelen was de sloop en verkoop van honderdduizenden woningen, terwijl ook de bouw van nieuwe woningen historisch laag was. Het aantal sociale huurwoningen is hierdoor fors afgenomen – tussen 2013 en 2018 zelfs met 108.000 (Cijfers Woonbond) – terwijl de bevolking alsmaar groeide.
Doordat steeds minder mensen terecht konden in de sociale huursector nam de druk op de koopmarkt toe. Degenen die ook daar niet tussen kwamen, waren aangewezen op de vrije huursector, waar de huurprijzen en het aandeel van tijdelijke contracten alsmaar stegen. Hoe aantrekkelijker het investeringsklimaat werd gemaakt voor beleggers, hoe vijandiger het woonklimaat werd voor huurders. Zo is er een situatie ontstaan waarin de woningbezitters als winnaars en de huurders als verliezers uit de bus komen. Doordat vermogen van ouder op kind doorgegeven kan worden, werken deze verschillen door in toekomstige generaties; het vormt en versterkt klassenverschillen.

Terugdraaiend beleid
Neoliberale woonpolitiek leidde tot een verziekte woningmarkt in plaats van een gezond systeem van volkshuisvesting. Het vertaalde zich in beleidsmaatregelen als de ‘jubelton’, de hypotheekrenteaftrek, de woning in belasting box 3 (ook wel de ‘pretbox’), de verhuurderheffing, een beperkt toegankelijke sociale huursector, tijdelijke huurcontracten en ongereguleerde huurprijzen in de vrije sector.
Veel van deze maatregelen zijn of worden nu ingeperkt of teruggedraaid. Termen als volkshuisvesting en woonrecht zijn als geluiden vanuit de samenleving doorgedrongen tot in de verkiezingsprogramma’s van 2021. Sinds 2022 is zelfs de minister van Volkshuisvesting terug, nadat voormalig minister Stef Blok in 2010 het hele ministerie van Volkshuisvesting opdoekte. De activistische beweging heeft een rol gespeeld in het tot stand komen deze veranderingen.

Dakloosheid als prioriteit
Toch zijn de (voorgenomen) veranderingen verre van voldoende. Woonrecht en volkshuisvesting zijn misschien terug op papier, maar ze zijn nog niet leidend voor een nieuwe woonpolitiek. Anders zou bijvoorbeeld eerst de allerergste schending van het woonrecht aangepakt worden: dak- en thuisloosheid. Maar de politieke focus ligt vooralsnog op ‘bouwen, bouwen, bouwen,’ betaalbaar wonen voor de middenklasse en een rol voor marktpartijen in woningbouw en verhuur.
De woonbeweging is daar kritisch op. Vanuit de Woonopstand is er een manifest opgesteld met eisen richting de politiek. Koutouzis geeft aan dat het uitbannen van dakloosheid wat hen betreft prioriteit heeft. Dak- en thuisloosheid is de laatste jaren extreem toegenomen. Precieze cijfers zijn er niet, omdat veel mensen buiten beeld zijn of buiten beschouwing worden gelaten. Hochstenbach gaat in Uitgewoond uit van ongeveer 100.000 dak- en thuisloze mensen. Hij geeft aan hoe tekenend het is dat we elk kwartaal een zeer precieze update krijgen van de prijsfluctuatie van koopwoningen, maar niet weten hoeveel dak- en thuisloze mensen er in Nederland zijn.

In plaats daarvan hebben we een woonpolitiek nodig waarin wonen wordt behandeld als een recht en een collectieve voorziening en verantwoordelijkheid.

Wonen als collectieve zaak
Een belangrijke stap om uit de wooncrisis te komen, is breken met de dominante woonideologie van de laatste dertig jaar. Een ideologie waarbij een woning een investering is, een zaak van het individu en iets wat wordt overgelaten aan de markt. In plaats daarvan hebben we een woonpolitiek nodig waarin wonen wordt behandeld als een recht en een collectieve voorziening en verantwoordelijkheid. Activisten, kritische denkers, opiniemakers en wetenschappers dragen bij aan dit veranderende discours. Want dit vergt een aanpassing, niet alleen vanuit de politiek maar ook van mensen zelf.
Volgens Koutouzis zijn veel mensen nog bezig met ‘winnen binnen het systeem,’ in plaats van inzetten op systeemverandering. Dat is volgens haar niet zo gek, omdat we gewend zijn aan het neoliberale, individualistische wereldbeeld. Hierdoor zien we onszelf niet meer als collectief. Een van de vragen waar de woonbeweging zich over buigt is dan ook: ‘Hoe zorgen we dat we meer als collectief gaan nadenken?’
Ook Hochstenbach benadrukt het belang van een collectieve kijk op wonen. Voordat er beleid wordt gemaakt, moeten we volgens hem terug naar de tekentafel met de vragen: ‘Hoe willen we wonen met z’n allen? Hoe ziet een rechtvaardig woonsysteem eruit?’
De basis hiervan is volgens Hochstenbach en Koutouzis een breed toegankelijke volkshuisvesting. Huren zou niet langer een opstapje in je wooncarrière zijn en sociale huur geen noodvoorziening, maar een goede woonoptie voor het leven. Dit vereist een paradigmashift, substantiële investeringen in de volkshuisvesting, loskomen van de afhankelijkheid van de markt, en het terugbrengen van de ongelijkheid tussen huurders en kopers. Grote politieke veranderingen dus.
Ondertussen zijn er ook mensen die op kleinere schaal zelf werken aan alternatieven voor de markt. Deze initiatieven bieden hoop en inspiratie.

Gemeenschappelijke alternatieven
Een woonvorm die in opkomst is, is de wooncoöperatie. Vanuit het principe van gedeeld eigendom geeft een groep (toekomstige) bewoners hun eigen woonomgeving vorm. Als collectief zijn zij eigenaar van het gehele wooncomplex, maar niemand bezit individueel een woning. Daarom blijft de huur – die aan het collectief wordt betaald – altijd betaalbaar. Er is namelijk geen winstoogmerk.
De onderliggende visie van de ‘commons’, een term voor gedeeld eigendom en beheer, is een inspiratie voor alternatieve woonvisies en -vormen. De wooncoöperatie geeft hoop omdat mensen zich als collectief inzetten voor hun woontoekomst. Ze zijn gedreven door andere waarden dan financiële, zoals gemeenschap en duurzaamheid. Maar het opzetten van zo’n wooncoöperatie en het realiseren van een woonproject kost (nu nog) veel tijd en energie en is hoofdzakelijk toegankelijk voor hoogopgeleide mensen met een invloedrijk netwerk. Hochstenbach benadrukt daarom dat de wooncoöperaties vooral een mooie aanvulling zijn op de volkshuisvesting.

Kraak het woonbeleid
Een andere manier waarop burgers het heft in eigen handen nemen, is door te kraken. Kraken is als actievorm een directe aanklacht tegen leegstand. Ondanks de woningnood staan er behoorlijk wat gebouwen leeg. In 2022 waren dat alleen al in Amsterdam zo’n 21.000 en in heel Nederland zelfs tien keer zoveel (cijfers de Uitkrant).
Tot 2010 was kraken een legale woonoptie. Stond een pand een lange tijd leeg, dan kon je het in gebruik nemen. Met de ‘Wet kraken en leegstand’ kwam hier verandering in. Kraken werd gecriminaliseerd en er werd hard tegen opgetreden. Leegstand zou ook aangepakt worden, maar in de praktijk is dat nauwelijks van de grond gekomen. Krakers vinden leegstand moreel niet te verantwoorden in combinatie met de woningnood, dus zeggen zij: ‘Wet of geen wet, kraken gaat door.’ De laatste jaren groeit de kraakbeweging weer en zijn er meer kraakacties.

Om te begrijpen wat de toegevoegde waarde van kraken is voor betaalbare woon- en gemeenschapsplaatsen, is het goed om te kijken naar het langetermijneffect van de krakersbeweging.

Op dit moment is kraken vooral belangrijk als actievorm. Krakers kunnen namelijk makkelijk uit het gekraakte gebouw gezet worden, waardoor zij niet de kans krijgen het als woon- of gemeenschapsruimte te ontwikkelen en te behouden. Als actievorm levert kraken een felle kritiek op de wooncrisis en de onderliggende woonpolitiek. Kraken maakt het recht op een woonplek belangrijker dan het recht op woningbezit, en dat zorgt voor frictie met de heersende ideologie van woningbezit.
Om te begrijpen wat de toegevoegde waarde van kraken is voor betaalbare woon- en gemeenschapsplaatsen, is het goed om te kijken naar het langetermijneffect van de krakersbeweging. Zo is te zien dat veel creatieve vrijplaatsen zoals Paradiso, OT301 en Vrij Paleis krakersroots hebben. Hetzelfde geldt voor veel woongroepen die nu nog steeds betaalbare en collectieve woonplekken vormen.

Grondpolitiek
Niet alleen zouden we het idee van een woning als privébezit moeten uitdagen, maar ook het idee van grond als privébezit. De laatste jaren is veel grond geprivatiseerd en wordt er veel met grond gespeculeerd. Dat ziet er bijvoorbeeld zo uit: een belegger koopt landbouwgrond op nabij de bebouwde kom. Met de grond gebeurt vervolgens niks. De belegger wacht af tot de gebiedsbestemming verandert van landbouw naar wonen. Hierdoor neemt de waarde van de grond enorm toe. De belegger heeft dankzij het grondbezit nu een machtspositie en kan flink verdienen aan de verkoop ervan, zonder zelf enige waarde te hebben toegevoegd. Als we het dus hebben over collectief eigendom en wonen, zou dat gesprek ook moeten gaan over grond.
Het doorbreken van het individualisme, zowel in ons denken als in ons doen, is een sleutel naar een bewoonbare toekomst. Dit zal echter niet vanzelf gaan, zeker niet als wij ons individueel blijven gedragen als calculerende mini- kapitalistjes. Koutouzis zegt niet voor niks: “Ik blijf erbij dat we ons moeten organiseren, dat is het belangrijkste.” Activisme in de vorm van tegengeluiden en acties speelt een belangrijke rol in het proces van verandering. Hoe meer mensen zich daarbij aansluiten, hoe meer impact kan worden gemaakt.